Hoe werken de executieve functies

De grootste voorspeller voor een soepele verlopende thuissituatie en fijne schoolcarrière zijn…de kwaliteit van de executieve functies.

Sommige kinderen, tieners en jong-volwassenen hebben een gezonde (of zelfs meer dan gezonde) intelligentie, maar lukt het niet om hun emoties onder controle te houden, hun bezigheden te plannen en daarin prioriteiten aan te brengen.

Anderen slagen er niet in om hun aandacht op een bepaalde taak te focussen en vast te houden. Of ze hebben hele heftige emoties en ontremmen gedragsmatig. Zij slaan dan door in hun gedrag. Weer anderen hebben behalve deze problemen, ook nog een licht verstandelijke beperking. Waarin al deze kinderen- ondanks de verschillende oorzaken van hun problemen- overeen komen, is dat ze moeilijkheden ondervinden in hun zogenaamde “executieve functies”: de hogere regelfuncties in de hersenen. En dat heeft dan weer gevolgen voor de wijze waarop anderen hen ervaren en (al dan niet) accepteren. Hun schools functioneren lijdt hier in de regel eveneens onder, evenals de manier waarop hun opvoeders tegen hen aan kijken en met hen omgaan.

Executieve functies hebben dus een aanzienlijke invloed op het gedrag en leervermogen. En zeker bij kinderen waar sprake is van probleemgedrag gedrag als gevolg van bijvoorbeeld ADHD, ASS of LVB is inzicht vereist in hoe hun executieve functies werken, voordat je tot het bieden van begeleiding, het vormgeven van behandeling of het geven van instructie over kunt gaan.

Executieve functies (ook wel regelfuncties genoemd) horen bij het denkvermogen. Het zijn hogere denkprocessen die nodig zijn om activiteiten te plannen en aan te sturen. Je kunt ze zien als een ‘dirigent’. Ze helpen bij alle soorten taken. Het omvat de cognitieve processen (vaardigheden) die nodig zijn om levenstaken uit te voeren (thuis of op school), zoals taakgerichtheid, volgehouden aandacht, werktempo, plannen en organiseren en inhibitie.

Lees eens verder op welke terreinen de executieve functies soms niet goed ontwikkeld zijn:

Regelfuncties

Met deze functies bepaalt een individu het doel van zijn handelingen en gedrag, schakelt hij afleidende factoren uit, plant hij de volgorde van handelingen, voert hij de taken die daarvoor nodig zijn stap voor stap uit en controleert hij het effect, waarbij hij ook rekening houdt met mogelijke toekomstige effecten. Hij reguleert er de emoties, motivatie en alertheid mee en laat ervaringen uit het verleden meespelen bij de verwachtingen over en beslissingen voor de toekomst. Ook bijsturing van gedrag en corrigeren van fouten hoort hierbij.

Complexe handelingen

Sommige kinderen vinden het vaak moeilijk om complexe handelingen te coördineren. Het kan al een probleem zijn om zich aan te kleden, als de kleren niet vooraf zijn klaargelegd in de juiste volgorde. Ze kunnen vaak niet doelgericht te werk gaan in nieuwe situaties; het lukt ze niet om snel een ‘plan’ op te stellen zodat ze het belangrijkste eerst doen. Ook kinderen met autisme en ADHD hebben hier moeite mee.

Innerlijke spraak

Een van de instrumenten die de regelfuncties gebruiken om hun werk te doen is de innerlijke spraak. Dit is een vaardigheid die kinderen, als het goed is, vanzelf ontwikkelen. Als kleuter praten zij hardop in zichzelf, in de jaren daarop steeds zachter, totdat zij aan het eind van de lagere school alleen ‘in gedachten’ met zichzelf praten, onhoorbaar voor anderen. Innerlijke spraak is een belangrijk middel om ons gedrag te reguleren: we gebruiken het onder meer als we ons willen beheersen, als we plannen maken en als we voor onszelf nagaan of een opgelegde regel redelijk is.

Bij kinderen met problemen met de executieve functies of AD(H)D loopt de innerlijke spraak vaak achter bij leeftijdgenoten. Hetzelfde geldt voor kinderen met spraak-taalstoornissen, autisme en soms voor kinderen met dyslexie of dyscalculie.

Bron: Oudervereniging Balans, landelijke vereniging voor ouders van kinderen met ontwikkelingsstoornissen bij leren en/of gedrag.